Verkenning toekomstige samenwerking Neteland
Bram Van Haelter
De uitdaging
Vanuit een gedeeld DNA, het geloof in transversale samenwerking met prioritaire partners en met het objectief van de netwerkorganisatie in het achterhoofd was Neteland de laatste jaren uitgegroeid tot een gewaardeerd en performant intergemeentelijk samenwerkingsverband. Hoewel alle betrokkenen Neteland als een positief verhaal ervaarden, botste het bestaande samenwerkingsmodel op haar grenzen: er werd te veel gerekend op de vrijwillige inzet van medewerkers, gemeenschappelijke ondersteunende diensten vereisten professionalisering, de rechtsvorm bleek juridisch ontoereikend voor de omvang van de samenwerking, …
De werkwijze & resultaten
Alvorens de samenwerking als geheel te analyseren, stelde zich de vraag of elk van de deelnemende gemeenten nog wel over voldoende bestuurskracht beschikte. Het was immers bekend dat de samenwerking veel vroeg van de betrokken gemeentelijke diensten. Op basis van een uitgebreide analyse van primaire- (meerjarenplannen, organogrammen, relevante beleidsdocumenten…) en secundaire databronnen (SDG-Monitor, Gemeente- en Stadsmonitor, Beleids- en Beheerscyclus, Provincies in Cijfers…) werd getracht om een geïnformeerd beeld te krijgen van een aantal kern-, context- en perceptie-indicatoren. Dit werd aangevuld met inzichten uit een verkennende personeelsbevraging in elk van de deelnemende besturen, diepte-interviews met de burgemeesters en algemeen directeurs en werksessies met gemeenteraadsleden.
In tweede instantie waren niet langer de individuele besturen het voorwerp van ons onderzoek, maar wel de samenwerking zelf. Uit intensieve sessies met de zogenaamde thematische beleidsgroepen – waarbij medewerkers uit de verschillende gemeenten werden samengebracht om de samenwerking rond een bepaald beleidsdomein te concretiseren – kwam een dubbel beeld naar voor. Aan de ene kant had Neteland de voorbije jaren een heel snelle, krachtige en dynamische ontwikkeling gekend. De meerwaarde van de samenwerking voor de betrokken gemeenten stond buiten kijf, het draagvlak bleek breed en het vertrouwen sterk. Tegelijk bleek de samenwerking een reus op lemen voeten. De hele dynamiek berustte op het vrijwillig engagement van een aantal trekkers, en het organisatiemodel bleek onaangepast aan de uitgebreide werking.
In een eindrapport bundelden we de inzichten uit de bestuurskrachtanalyses van de individuele gemeenten, zowel als deze uit de evaluatie van de samenwerking als geheel. Daarbij reikten we concrete handvaten aan ter optimalisatie van de bestaande werking, en formuleerden we verschillende toekomstscenario’s voor versterkte samenwerking. In elk van deze scenario’s boden we inzicht in de betekenis ervan voor een aantal concrete organisatiefactoren (van de juridische vorm over de organisatie van ondersteunende diensten en de inhoudelijke focus).