Mobiliteit en carrièrepaden van onderzoekers in Europa (MORE-studies)
Miriam Van Hoed
De uitdaging
Onderzoekers vormen de hoeksteen van het onderzoeks- en innovatiesysteem en de ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte. Wat is de situatie van onderzoekers in de EU? Wat zijn hun arbeidsomstandigheden en loopbaanpatronen? Wat zijn hun mobiliteitspatronen en hun motieven om naar andere landen te verhuizen? Wat zijn de belemmeringen die onderzoekers ervaren als ze naar andere EU- en niet-EU-landen verhuizen? In een context van een steeds toenemende wereldwijde concurrentie voor talent hebben de MORE-studies die in opdracht van DG RTD zijn uitgevoerd tot doel een inventarisatie uit te voeren die antwoorden kan geven op deze vragen en veranderingen in de loop van de tijd kan observeren.
De werkwijze & resultaten
Vier keer op een rij heeft IDEA de MORE-studie over mobiliteit en carrièrepaden van onderzoekers in Europa geleid of eraan bijgedragen. In deze studies hebben IDEA en haar internationale partners de Europese Commissie ondersteund bij het verzamelen van bewijsmateriaal voor beleidsontwikkeling over het beroep van onderzoeker in Europa. In de verschillende onderzoeken zijn nieuwe inzichten ontwikkeld over wat onderzoekers belangrijk vinden in hun loopbaan en mobiliteit, in hoeverre ze nog steeds belemmeringen ondervinden voor mobiliteit en loopbaanontwikkeling en welke invloed beleidsmaatregelen hebben op deze aspecten.
Deze studies omvatten de ontwikkeling van complexe enquêtes onder onderzoekers die in de EU en daarbuiten werken. De resultaten toonden bijvoorbeeld aan dat er zoiets bestaat als een globale mindset over wat een aantrekkelijke onderzoekscarrière (in de academische wereld) is, waarbij de factoren die verband houden met de wetenschappelijke productiviteit van onderzoekers het belangrijkst lijken te zijn voor onderzoekers (bijv. internationaal netwerken, carrièreperspectieven en werken met collega’s van hoge kwaliteit). Verder werd intersectorale mobiliteit als minder belangrijk beschouwd voor werving of loopbaanontwikkeling in de academische wereld dan internationale en interdisciplinaire mobiliteit.
De resultaten laten echter ook zien dat er belangrijke verschillen zijn tussen nationale onderzoekssystemen, wat invloed heeft op hoe aantrekkelijk ze worden gevonden door onderzoekers en die verband houden met verschillende patronen van internationale mobiliteit, waaronder asymmetrische mobiliteit of braindrain. Dit bleek niet alleen relevant te zijn op mondiaal niveau tussen hoge-inkomenslanden met sterke onderzoekssystemen en lagere-inkomenslanden met zwakkere onderzoekssystemen, maar ook binnen de Europese Unie.
Deze inzichten zijn door de Europese Commissie gebruikt om inzicht te krijgen in de drijvende krachten en factoren die de aantrekkelijkheid van de EU als onderzoeksgebied bepalen. De bevindingen benadrukken de noodzaak van een sterkere beleidsfocus op het stimuleren van de voorwaarden voor wetenschappelijke productiviteit in alle lidstaten en op het bevorderen van symmetrische mobiliteit en mobiliteit van hoogopgeleiden op EU-niveau.
De rapporten van de vierde MORE-studie zijn beschikbaar in de Euraxess Policy Library (https://euraxess.ec.europa.eu/useful-information/policy-library).